Zes hoofdsteden in twaalf dagen
- Leander en Gabrielle
- 27 jun 2018
- 10 minuten om te lezen
Na aankomst op het vliegveld stappen we in een lokale bus richting het centraal station van Bandar Seri Begawan, Brunei. We betalen de conductrice een dollar per persoon en na een overstap lopen we niet veel later ons hostel binnen. De vrouw achter de balie vraagt ons direct: “Gaan jullie vandaag naar het paleis van de Sultan?” Nog geen half uur later lopen we door het enorme paleis en schuiven we, samen met vele duizenden anderen, aan bij het diner. We vallen spreekwoordelijk weer eens met onze neus in de boter!

Ons vorige blog schreven we vanuit de bus richting de hoofdstad van Myanmar, Naypyitaw. We werden daar vergezeld door Alestair (Ali) een 24-jarige Brit welke we tijdens onze reis door Myanmar hadden ontmoet en welke ruwweg dezelfde route volgde. Het was dan ook geen toeval dat we elkaar steeds op verschillenden plekken tegen kwamen. Na onze aankomst in Naypyitaw boekten we een kamer voor drie personen in een goedkoop (elf euro per persoon) maar zeer luxe hotel en ploften in de vroege ochtend vermoeid neer op ons heerlijke bed.

Het hotel was zo goed als nieuw en gebouwd zonder concessies te hebben gedaan aan stijl en afwerking. Het enige wat aan dit prachtige hotel ontbrak was gasten, het was nagenoeg volledig verlaten. Dat geldt overigens niet alleen voor dit hotel maar ook voor alle andere hotels in de stad alsmede voor de stad zelf.

Naypyitaw heeft Yangon opgevolgd als nieuwe hoofdstad van Myanmar. Een aantal jaren geleden concludeerde de regering namelijk dat Yangon onvoldoende geschikt zou zijn als hoofdstad. Zij besloot tot het bouwen van een splinternieuwe stad welke in centraal Myanmar zou moeten verrijzen.

De stad werd in ongeveer tien jaar tijd uit de grond gestampt en in 2012 opgeleverd. De regering werd verplaatst en de verwachting was dat vele mensen het voorbeeld van de regering zouden volgen en de drukke stad Yangon zouden verruilen voor Naypyitaw. Het tegendeel bleek waarheid en zodoende oogt de stad nog altijd als een spookstad, hotels staan nagenoeg leeg en de grote acht- tot negenbaanswegen liggen er verlaten bij.

Om de stad een boost te geven werden in 2013 de ‘Southeast Asian Games’ en het ‘World Economic Forum’ voor Aziatische landen georganiseerd. Het leidde tot de bouw van enkele nieuwe hotels en stadions maar de mensen bleven weg. De regering lijkt echter angstvallig vast te willen houden aan het idee om van deze stad een succes te maken en dus worden de wegen goed onderhouden, ziet alles er netjes uit maar zonder mensen zal het voor bedrijven lastig zijn om winstgevend te worden en overeind te blijven.

Gedurende onze dagen in Naypyitaw genoten we van ons luxe hotel, het zwembad, de sportschool en de mysterieuze, lege stad. Maar vanwege het gebrek aan overige activiteiten sloeg de verveling snel toe en waren we blij dat we de stad weer verlieten. We namen afscheid van Ali en vertrokken met de bus richting Mandalay, wat iets ten noorden van Naypyitaw geleden is.

Een week voordien hadden we besloten naar Mandalay te gaan om het slechte weer in het zuiden te ontwijken. Alhoewel het weer in Mandalay inderdaad iets beter was, was het nog niet om over naar huis te schrijven.

Desondanks boekten we een trip naar de Mahagandayon Monastery waar de monniken elke ochtend, met hun etensbakjes in de hand, staan opgesteld om hun maaltijd te ontvangen.

Het is een prachtig en bijzonder tafereel welke de moeite van het bezoeken meer dan waard is.

In de middag staken we per boot de rivier over richting de oude stad rond Amarapura welke wordt gekenmerkt, je zult het niet geloven, door haar vele tempels.

Ondanks het feit dat we de afgelopen weken zijn doodgegooid met tempels blijft het toch elke keer weer fascinerend om te zien.

De volgende dag vertrokken we in de late namiddag richting Yangon en lieten we Mandalay achter ons.

De busrit was, in tegenstelling tot vele voorgaande, comfortabel te noemen. We hadden zelfs de beschikking over een videoschermpje met een aantal westerse films waar we gretig gebruik van maakten. Ondanks de comfortabele bus blijft slapen een opgave en waren we blij dat we een paar uurtjes hadden kunnen maken. Rond 5.30 uur kwamen we aan op het busstation van Yangon en namen een taxi naar ons hostel waar we de rest van de dag doorbrachten. De volgende ochtend zouden we richting Bangkok vertrekken.

Onze vlucht verliep uitstekend en iets na het middaguur kwamen we aan op het vliegveld van Don Mueang, Bangkok, Thailand. Echter, vanaf dat moment begonnen de tegenvallers zich in hoog tempo op te volgen. Vanwege het tijdrovende proces bij de douane kwamen we later dan gebruikelijk aan bij de bagageband. De backpack van Leander kon direct van de band worden geplukt maar de tas van Gabrielle was spoorloos. Na ongeveer vijftien minuten te hebben gewacht besloten we navraag te doen bij het luchthavenpersoneel. De tas bleek van de band te zijn gehaald en ergens in een hoek te zijn neergelegd. Zonder morren namen we de tassen op de rug en liepen richting een pinautomaat, maar nadat Leander geld had gepind werd zijn pas ingeslikt en het kostte ons de nodige tijd en moeite om deze weer terug te krijgen.
We liepen richting de uitgang waar we een Grab-taxi bestelden (een particuliere taxi wat vergelijkbaar is met Uber). Toen deze echter ten tonele verscheen stond er direct een politieagent bij. We stapten in maar oom agent sommeerde ons om er weer uit te komen, Grab en Uber zijn namelijk niet toegestaan in dit gebied en daar wordt streng op gecontroleerd. Na veel vijfen en zessen lukte het ons uiteindelijk om, via onze Airbnb gastvrouw, vervoer te krijgen naar het centrum en even later namen we onze intrek in een klein maar comfortabel appartement in het zakendistrict van Bangkok.
De dag daarna was Gabrielle jarig en dat hebben we uiteraard uitgebreid gevierd. We shopten voor een camera in een groot winkelcentrum, Gabrielle genoot van een massage in een van de vele salons, we dineerden in een luxe restaurant en we sloten de dag af met een cocktail op een rooftop van een van de vele hoge gebouwen die Bangkok rijk is.

Gedurende deze reis hebben we een aantal keren gebruik gemaakt van Airbnb voor het boeken van een accommodatie. Ook in Bangkok maakten we gebruik van Airbnb maar hadden ons niet beseft dat dat hier nogal gevoelig ligt. Blijkbaar is het een lucratieve business om appartementen op te kopen en ze via dit platform te verhuren. Het appartementengebouw waar wij verbleven had het blijkbaar behoorlijk gehad met de toeristen die via Airbnb in het gebouw verbleven want overal hingen waarschuwingen dat Airbnb verboden en bij de wet strafbaar is voor zowel huurder als verhuurder. We voelden ons hier wat door geïntimideerd, wat het verblijf uiteindelijk iets minder plezierig maakte. Na drie dagen Bangkok was het tijd om onze reis te vervolgen naar Maleisië.

We besloten om via een tussenstop van twee dagen op Kuala Lumpur naar Brunei te vliegen. Zodoende hadden we de mogelijkheid om de stad te verkennen. Kuala Lumpur heeft twee internationale terminals (KLIA 1 en KLIA2) en is een knooppunt waar internationale vluchten elkaar in hoog tempo aflossen. Hierdoor waren we tijdens deze reis al drie keer in Kuala Lumpur geweest maar hadden we de stad helaas geen van deze keren van een bezoek kunnen voorzien. En daarom waren sterk voornemens om daar nu verandering in te brengen.

Vanuit ons hostel, welke op zo’n tien minuten van het vliegveld gelegen is, namen we de trein richting het centrum van Kuala Lumpur. We genoten van de schone en geordende stad, bezochten een kapper, deden wat kleine inkopen en probeerden onze nieuwe camera. Daarnaast bezochten we de belangrijkste highlights van de stad, waaronder natuurlijk de gigantische maar stijlvolle ‘Petronas Towers’.

‘s Avonds verschaften we onszelf vanaf een rooftop bar een prachtig uitzicht over de stad en de twee verlichte Petronas torens.

Niet lang daarna stapten we in de trein om terug te gaan naar ons hostel, we pakten onze tas en maakten ons op voor een korte nacht. De volgende ochtend zouden we namelijk om 6.35 uur richting Bandar Seri Begawan, de hoofdstad van Brunei, vliegen.

Brunei is een klein oliestaatje in het noorden van het eiland Borneo en staat op plaats nummer zes van rijkste landen ter wereld. Het grootste gedeelte van de bevolking is, net zoals in Maleisië en Indonesië, Islamitisch en de moskeeën zijn dan ook in overvloed aanwezig.

Gezegd moet worden dat deze moskeeën architectonisch van een ongekende schoonheid zijn, vaak versierd met prachtige minaretten en met goud belegde koepels.
Voor ons vertrek naar Maleisië en Brunei keken we met gemengde gevoelens uit naar de wisseling van de, overwegend boeddhistische landen als Nepal, Myanmar en Thailand, naar de overwegend Islamitische landen als Maleisië en Indonesië.

De oorzaak daarvan ligt met name in de manier waarop er in de Islamitische cultuur tegen de gelijkheid tussen man en vrouw wordt aangekeken. Het staat vaak haaks op onze opvatting daaromtrent en daarnaast hadden ons tijdens de reis verhalen bereikt over de ongelijke behandeling van de lokale mannelijke bevolking ten opzichte van vrouwelijke backpackers. Iedereen die Gabrielle een beetje kent weet dat zij daar ‘een broertje dood’ aan heeft dus we waren erg benieuwd hoe dit zou uitpakken.

Nadat we in Brunei waren aangekomen en hadden ingecheckt in ons hostel werd ons gevraagd of we die middag van plan waren om naar het paleis van de Sultan te gaan? Wij antwoorden daar afwijzend op waarna de mevrouw achter de balie ons verzekerde dat het een ‘once in a lifetime opportunity’ was om de hand van de Sultan te schudden. Het is namelijk zo dat de Sultan elk jaar, drie dagen achter elkaar zijn paleis openstelt voor het publiek om met hen ‘Selamat Hari Raya’ te vieren (het Suikerfeest aan het einde van de Ramadan). Er bestaat dan voor de burgers de mogelijkheid om aan te schuiven voor een diner en om aansluitend de Sultan de hand te schudden. Jaarlijks maken ruim 100.000 mensen gebruik van deze gelegenheid.

We bedachten ons geen moment, propten een paar schoenen, een lange broek en een shirt met lange mouwen in een rugzak en we waren vertrokken. We namen de bus naar het Paleis en niet veel later arriveerden we bij het gebouw wat de Sultan zijn thuis mag noemen.

De sultan luistert naar de naam Hassanal Bolkiah en heeft een vermogen van vierentwintig miljard dollar welke hij met name te danken heeft aan de enorme olievoorraden die het land rijk is. Dat de Sultan een autoliefhebber is blijkt uit zijn autoverzameling. In zijn garage prijken 604 Rolls Royces, 452 Ferrari’s en nog ongeveer vierduizend andere auto’s. Ook op zijn paleis is bepaald niet bezuinigd en men beweerd dat het het grootste paleis ter wereld is. Het telt 1788 kamers, waaronder 257 badkamers. Wanneer de Sultan zin heeft in een verfrissende duik dan heeft hij de keuze uit vijf verschillende zwembaden, met andere woorden, de Sultan zorgt goed voor zichzelf.

Hij zorgt echter ook goed voor zijn onderdanen. Zo betaald men hier geen belasting en de gezondheidszorg in het land is gratis toegankelijk (men betaald slechts 1 euro per behandeling). Het onderwijs is spotgoedkoop (vijftien dollar per jaar voor het basisonderwijs en 25 dollar per jaar voor het voortgezet onderwijs).
Daarnaast profiteren de burgers, als gevolg van de niet geringe olievoorraden van het land, van de lage brandstofprijzen. Men betaalt hier, aan de pomp van onze eigen Royal Dutch Shell, drieënvijftig Brunei dollarcent (dertig eurocent) voor een litertje benzine en maar liefst eenendertig Brunei dollarcent (achttien eurocent) voor een liter diesel.

Nadat we door de gigantische ingang het paleis waren binnengewandeld, werden we naar het lopende buffet geleid. Onze monden vielen open van verbazing toen we de grote hoeveelheden mensen, en de grote verscheidenheid aan heerlijke gerechten zagen.

We schepten op en zochten een plekje aan een van de grote tafels. Al snel kwamen we in contact met een familie uit Brunei welke aan dezelfde tafel zat. Ze vonden deze onverwachte buitenlandse inbreng mateloos interessant en zowel de kinderen als de kleinkinderen werden ingezet om als tolk te fungeren.

Niet lang daarna werden we gevraagd of we de dag erna bij de familie thuis wilden langskomen om daar met hen het Suikerfeest te vieren, we stemden toe en de afspraak stond. Even later werden we door de familie aan de hand genomen richting de Sultan en de Sultane. De mannen werden van de vrouwen gescheiden en in verschillende rijen opgesteld. Na een aantal uren te hebben gewacht was voor Leander het moment suprême aangebroken maar ook alweer voorbij voordat hij het wist. Voordat je goed en wel in de gaten hebt wie je voor je hebt is het alweer gedaan.
Gabrielle’s geduld werd nog iets meer op de proef gesteld want zij stond op dat moment nog te wachten in de lange rij met vrouwen. Echter, toen het moment bijna daar was om de Sultane de hand te schudden werd de wachtrij ruw onderbroken met de mededeling dat het te laat was en de ceremonie werd beëindigd. Onverrichter zaken keerde Gabrielle terug maar kreeg bij de uitgang nog wel een kaart en heerlijk cake mee naar huis. De mevrouw van ons hostel had niet gelogen, het was een onvergetelijke ervaring.

De volgende dag maakten we ons klaar voor het familie bezoek en kochten wat kleine presentjes in een winkel nabij ons hostel. We werden door een zoon van een de ‘madres familias’ opgehaald en naar het huis gebracht. We werden als vorsten ontvangen, op een bank neergezet en overladen met eten. Wat hierbij uiteraard niet mag ontbreken zijn de zoete taart-achtige koekjes die kenmerkend zijn voor Selamat Hari Raya.

Na het eten liet de moeder des huizes vol trots het huis zien, inclusief haar eigen weefmachine waarop zij prachtige stof weeft voor traditionele kleding.

Haar zoon was achter het huis bezig met het vervaardigen van een visnet en ook hij gaf ons een demonstratie van vakmanschap.

Niet veel later vertrokken we voor een kort bezoek aan de gigantische en prachtige ‘Sultan Omar Ali Saifuddien’ moskee en vervolgens naar een drietal andere huizen voor een huisbezoek, een typisch ritueel waarbij families ‘open huis’ geven om samen het Suikerfeest te vieren. Ondanks dat niemand op onze komst had gerekend werden we opnieuw als vorsten behandeld en het ontbrak ons aan niets.

Onderweg naar een van deze huisbezoeken liet een van de familieleden Leander in zijn auto rijden. Het was even wennen, men rijdt links, het stuur zit rechts en het was alweer ruim vier maanden geleden dat Leander een auto had bestuurd. Onderweg hoorden we voor een periode van ongeveer vijftien minuten Arabische Koranteksten op de radio. We vroegen de eigenaar van de auto of hij iets van deze teksten begreep. Hij antwoordde: “ongeveer twintig procent”. Toch leek hij zich er geen moment aan te storen dat deze teksten tussen de liedjes door ten gehore werden gebracht. Het is kenmerkend voor de manier waarop men hier met het geloof lijkt om te gaan. Men leeft veelal volgens de regels van de Koran en gaat naar de Moskee maar maakt zich verder niet druk over de grote rol die het geloof in de samenleving speelt. Daarnaast lijkt men op het oog ook ontzettend losjes om te gaan met anders gelovenden zoals wij. We werden ontzettend gastvrij ontvangen, buitengewoon goed behandeld en van de ongelijkheid tussen man en vrouw hebben we gedurende deze dagen op het eerste oog bijzonder weinig gemerkt.

En zo kwam er een einde aan een periode van bijna twee weken waarin we achtereenvolgens de steden Naypyitaw, Yangon, Bangkok, Kuala Lumpur en Bandar Seri Begawa bezochten. Het was snel, druk en vermoeiend maar we hebben er ontzettend van genoten!
Na Brunei zijn we via het eiland Labuan naar het vaste land van Maleisië gereisd waar we op dit moment in de stad Kota Kinabalu verblijven. De komende weken zullen we Sabah, het Maleise gedeelte van Borneo, gaan verkennen.

Voor nu, bedankt voor het lezen, veel liefs en groetjes,
Leander en Gabrielle
Beste Leander en Gabriélla
We hebben weer genoten van jullie schitterende verslag
en de prachtige foto's. Wij wensen jullie heel veel reisplezier
verder en... pas goed op elkaar.
Zonnige groetjes uit Bergen.
Dick en Stella